Onhaalbare verplichtingen

Ondernemingen kunnen moeilijk hun hele waardeketen doorlichten, inclusief verkoop, distributie, transport, opslag en afvalbeheer. De lijst van na te leven internationale mensenrechten- en milieubepalingen is eindeloos. Daarnaast zijn de bepalingen hoofdzakelijk gericht tot overheden, en dus niet toepasbaar voor ondernemingen. “Het is onverantwoord ondernemingen aan een dergelijke rechtsonzekerheid bloot te stellen. Bovendien meen ik dat de Europese wetgever de verantwoordelijkheden van de overheid niet mag afschuiven op ondernemingen,” aldus Geert Bourgeois. Hij pleit voor een benadering die beperkt is tot de toeleveringsketen en gebaseerd op risico’s. 

Aansprakelijk voor gedrag dat men niet kan controleren

Het spreekt voor zich dat ondernemingen het gedrag van al hun partners in hun waardeketen niet kunnen controleren. Niettemin zullen zij aansprakelijk zijn voor een negatieve impact op de mensen- of milieurechten waaraan zij hebben ‘bijgedragen’, door ‘het veroorzaken, faciliteren of aanmoedigen’ van een andere onderneming om het negatief effect te veroorzaken. 

“Het is onaanvaardbaar dat ondernemingen aansprakelijk zijn voor gedrag waarop zij zelf geen controle kunnen uitoefenen. Bovendien moet het glashelder zijn dat ondernemingen enkel een inspanningsverbintenis hebben en geen resultaatsverbintenis. Het resultaat hebben zij immers niet zelf in handen,” vindt Bourgeois.  

Kmo’s getroffen 

Verder waarschuwt Bourgeois dat de richtlijnen onze kmo’s onvoldoende beschermen. Hoewel ze niet rechtstreeks onder het toepassingsgebied van de richtlijn vallen, moeten ze wel due diligence verrichten. Het is een taak die onze kmo’s onmogelijk aan kunnen en die zeer zware kosten zal meebrengen, waarvan ook de consument de gevolgen zal dragen. 


Schadelijk voor onze concurrentiekracht 

Dat slechts 1 procent van de EU-ondernemingen binnen het toepassingsgebied van de richtlijn valt, is een verdraaide voorstelling van de zaken. De Europese regels zullen min of meer alle ondernemingen in de Europese economie raken en verstrekkende gevolgen hebben voor hun vermogen om te concurreren op de internationale markt. Europese bedrijven mogen niet als enige opdraaien voor mogelijke wanpraktijken in derde landen. 

Bovendien riskeert de richtlijn een averechts effect te hebben, vreest Bourgeois: “Ondernemingen zullen relaties in risicovolle derde landen beëindigen, eerder dan dat ze een hefboom voor mensenrechten en duurzaamheid zijn. Het aantal toeleveranciers zal allicht worden beperkt, terwijl de huidige geopolitieke context haarscherp het strategisch belang van verschillende aanvoerlijnen heeft aangetoond. Kortom, er is nood aan een meer realistische benadering, willen we echte resultaten boeken.”